17. Afbeeldingen bijwerken

Inleiding

Foto's die niet helemaal gelukt zijn kunt u in veel gevallen met behulp van PohotoFiltre nog corrigeren. De meeste functies die hiervoor gebruikt kunnen worden vindt u onder het menu [Aanpassen]. Ze zijn alleen beschikbaar in 16 miljoenkleuren modus (RGB of RGBA) en werken op de aktieve laag. Deze laag moet een afbeeldingslaag zijn.

Maak correcties altijd op een kopie van de afbeelding die u wilt bijwerken. In geval het bijwerken niet het verwachte effect heeft, kunt u terugvallen op het origineel. Dit te meer daar sommige bijwerkingen niet ongedaan gemaakt kunnen worden.

  • Dupliceer uw foto's en werk met de kopieën.

Automatische correcties

Het is handig om eerst de automatische correctie van helderheid en contrast te proberen. Als die niet helemaal voldoet kunt u de afbeelding daarna handmatig bijwerken.

Als een foto slecht belicht is kunt u proberen de helderheid van de foto automatisch te corrigeren via het menu [Aanpassen > Auto Niveaus] of door in de werkbalk te klikken op de knop autoniveau (de linker knop op de werkbalk). Deze functie corrigeert de helderheid afzonderlijk voor het rood, groen en blauw.

Als een foto te weinig contrast heeft kunt proberen het contrast automatisch te corrigeren via het menu [Aanpassen > Auto Contrast] of door in de werkbalk te klikken op de knop autocontrast (de 2e knop van links op de werkbalk).

Met een automatische correctie niveaus, wordt het beeld duidelijker en
het vinden van kleuren realistischer. 

  • Als het effect te sterk is, kunt u die afzwakken met [Bewerken > Vervagen]

In de rest van dit hoofstuk worden handmatige (niet-automatische) aanpassingen besproken.

De functie [Helderheid / Contrast...]

Aanpassen van helderheid en contrast is vrij eenvoudig, maar werkt alleen goed als de foto maar een beetje te donker of een beetje te contrastarm is.
In het algemeen moet u helderheid en contrast allebei corrigere. Als u bijvoorbeeld een foto helderder maakt, zal die ook contrastarmer lijken. U moet dan ook het contrast wat verhogen.

  • dialoogvensterKlik op [Aanpassen > Helderheid/Contrast...] om het dialoogvenster op te roepen.
  • Verstel de schuiven van [Helderheid] en [Contrast] tot het gewenste resultaat is bereikt.
  • U kunt de instellingen doen voor alle kleuren, of voor één kleur die u kiest uit de lijst [Kanaal].
  • U kunt ook een aanpassingslaag maken , met [Laag > Nieuw > Aanpassen...],  om helderheid en contrast te wijzigen.
    Hierdoor blijft de oorspronkelijke foto behouden, u hoeft alleen maar de laag te verwijderen om de aanpassingen terug te draaien. Bovendien heeft een aanpassingslaag meer correctiemogelijkheden.

Een contrastarme foto wordt levendiger als het contrast wordt verhoogd

  • De knoppen knop helderheid verkleinen [Helderheid (-)] en knop helderheid vergroten [Helderheid (+)]variëren de helderheid in stappen van  -8% resp. +8%.
  • De knoppen knop contrast verkleinen [Contrast (-)] en knop contrast vergroten [Contast (+)] variëren het contrast in stappen van  -10% resp. +10%.

De functie [Gammacorrectie...]

Het meest geschikte gereedschap voor onderbelichte foto's is gammacorrectie.

  • dialoogvensterKlik op [Aanpassen > Gammacorrectie...] om het dialoogvenster op te roepen.
  • Verstel de niveau-schuif tot het gewenste effect is bereikt.
  • U kunt de instellingen doen voor alle kleuren, of voor één kleur die u kiest uit de lijst [Kanaal].
  • U kunt ook een aanpassingslaag gebruiken, waardoor de oorspronkelijke instellingen behouden blijven.

Gamma correctie is als een helderheidsregeling, maar maakt gebruik van een complexer algoritme. De donkere en lichte tinten worden minder veranderd dan de middentonen.
Hierdoor gaan er in de lichte en donkere delen minder details verloren.


Door het aanpassen van het gamma-nievau, wordt het beeld duidelijker
in worden meer details weergegeven.

  • De knoppen  [Gammacorrectie (-)] en [Gammacorrectie (+)] veranderen de gamma in stapjes van -0,2 resp. +0,2.

De functie [Tint / Verzadiging...]

Zelfs als helderheid en contrast van een foto correct zijn, kunnen de kleuren dof of niet natuurgetrouw zijn. Dit is te corrigeren met de functie [Tin/Verzadiging].

De tint kan bijvoorbeeld verschoven worden van het rode naar het groene deel van het spectrum:
.

dialoogvensterDe verzadiging kan worden veranderd naar meer verzadigd (diepere kleuren) of naar minder verzadigd (fletsere kleuren). Als u de verzadiging helemaal terugzet worden alle kleuren grijstinten.

  • Klik op [Aanpassen > Tint/Verzadiging...] om het dialoogvenster op te roepen.
  • Verstel hier de schuiven [Tint] en [Verzadiging] tot het gewenste effekt is bereikt.
  • U kunt de instellingen doen voor alle kleuren, of voor één kleur die u kiest uit de lijst [Kanaal].
  • U kunt hiervoor ook een aanpassingslaag gebruiken om de oorspronkelijke instellingen te behouden.

Rijpe vruchten weer groen gemaakt door de kleur te verschuiven naar groen!

  • De knoppen [Verzadiging (-)] en [Verzadiging (+)] veranderen de verzadiging in stappen van -20% resp. + 20%

De functie [Kleurbalans...]

Bij digitale camera's hebben de opnamen soms een kleurzweem, ze zijn bv. te rood of te blauw. De functie [Kleurbalans] is het meest geschikt om dat te corrigeren.

  • dialoogvensterKlik in het menu op [Aanpassen > Kleurbalans...] om het dialoogvenster te openen.
  • Verstel de schuif van de kleur die overeenkomt met de kleurzweem.
    Om bijvoorbeeld een rode kleurzweem te verminderen verschuift u de bovenste regelaar naar links (van het rood weg in de richting van cyaan).

Verwijderen van een roodzweem

De functie [Niveau's...]

De functie [Niveau's] maakt het mogelijk apart correcties aan te brengen voor de lichte en de donkere tonen. Deze functies is daarom geschikt voor het ophelderen van schaduwen bij tegenlichtopnamen.

  • dialoogvensterKlik in het menu op [Aanpassen > Niveau's...] om het dialoogvenster te openen.
  • Om de helderheid van de donkere tonen te verhogen, verschuift u de schuifregelaar voor de intensiteit van de Schaduwen naar links. Hierdoor wordt de intensiteit van de schaduwen minder, dus de schaduw iets lichter.
  • Met de regelaar [Drempel] stelt u in welke tonen wat lichter worden. Met de regelaar naar links geldt de ingestelde intensiteite alleen voor de allerdonkerste tonen, met de schuifregelaar naar rechts, ook voor de wat minder donkere tonen.

Het instellen van deze functie is zeer gevoelig. werk dus met kleine stapjes.


De details zijn meer zichtbaar in donkere gebieden na een
het verminderen van de intensiteit van de donkere tinten.

  • Het is raadzaam na het gebruik van de functie [Niveau's...] ook de gamma, helderheid en contrast aan te passen.

De functies [Verscherpen] en [Versterken]

Een foto is meestal niet bewust onscherp, maar het gevolg van lensfouten, verkeerd scherpstellen of beweging van de camera tijdens het afdrukken. 

Bij een betrekklijk geringe onscherpte kunt u gebruik maken van de functie [Verscherpen].

  • Klik in het menu op [Filter > verscherpen > Verscherpen]
    of klik in de werkbalk op de knop Verscherpen.
    Deze functie is niet instelbaar, maar u kunt de functie verschillende keren achter elkaar toepassen met [Bewerken > Herhalen Verscherpen] of door herhaaldelijk klikken op de knop Verscherpen.

Door twee keer de functie {Verscherpen] toe te passen wordt de afbeelding scherper.

Bij meer uitegsproken onscherpte is correctie lastiger, omdat bij te veel toepassen van de functie [Scherpte] foutjes in het beeld en ruis toenemen.
Voor deze gevallen beschikt PhotoFiltre over de functie [Versterken].

  • dialoogvensterKlik in het menu op [Filter > Verscherpen > Versterken...] of op de knop  [Versterken] van de werkbalk om om het dialoogvenster te openen. 
  • De hoeveelheid wordt weergegeven in een percentage. Bij 100% is het resultaat volledig, bij meer dan 100% versterkt, bij minder dan 100% verzwakt.
  • De straal geeft aan welk gebiedt bij de berekening van een pixel wordt betrokken. Begin met een kleine straal en vergroot die geleidelijk indien nodig. Meestal geeft een straal van 2 of 3 een goed resultaat met een aanvaardbare rekentijd.
  • De drempel wordt gebruikt om pixels met een lage helderheid niet aan te passen. Een grote drempelwaarde geeft zelden goede resultaten. Bij voorkeur gebruikt u een dremnpel tussen 0 en 7.

De onscherpte gecorrigeerd met [Versterking: Hoeveelheid 150%, Straal: 2 pixels]

  • Werk met kleine veranderingen en klik herhaaldelijk op [Voorbeeld] om het resultaat te bekijken (of schakel [Meteen bekijken] in).

Ruis verminderen

Als een foto wordt gemaakt met een hoge gevoeligheid (ISO-waarde) wordt deze wat korrelig. Dat wordt ruis genoemd. PhotoFiltre kan de ruis verminderen. Dat gaat enigszins ten koste van de scherpte.

U kunt het dialoogvenster openen door

  • dialoogvensterKlik in het menu op [Filter > Ruis > Stof verminderen...]
    of in de werkbalk op de knop [Stof verminderen]
    om het dialoogvenster te openen.
  • De hoeveelheid wordt weergegeven in een percentage van 0%-100%. Bij 0% is de ruis niet verminderd, bij meer dan 100% maximaal.
  • De straal geeft aan welk gebiedt bij de berekening van een pixel wordt betrokken. Begin met een kleine straal en vergroot die geleidelijk indien nodig. Meestal geeft een straal van 2 of 3 een goed resultaat met een aanvaardbare rekentijd.
    Een grotere straal geeft meer ruyisreductie, echter ook een grotere onscherpte.
  • De drempel wordt gebruikt om pixels met een lage helderheid niet aan te passen. Een grote drempelwaarde geeft zelden goede resultaten. Bij voorkeur gebruikt u een dremnpel tussen 0 en 7.
  • Gebruik [Helderheid] bij gewone ruis en [Kleur] als de ruis bestaat uit pixels van verschillende kleur, maar ongeveer dezelfde helderheid.

Ruisonderdrukking met het filter [Stof verwijderen],
gemiddelde straal en drempel 150

  • Werk met kleine veranderingen en klik herhaaldelijk op [Voorbeeld] om het resultaat te bekijken (of schakel [Meteen bekijken] in).

De functie [Tint variatie]

In een goede foto kan het toch zo zijn dat een voorwerp of gebied een niet helemaal bevredigende kleur heeft, bijvoorbeeld een kledingstuk, een bloem op de voorgrond, of de lucht.
PhotoFiltre heeft de functie [Tint variatie] om dit te verhelpen.

  1. Selecteer het object dat u waarvan u de kleur wilt aanpassen zo nauwkeurig mogelijk.
  2. Kies uit het menu [Selectie > Antialias > Toenemende omtrek]
    Hierdoor is de overgang van het gebied vaag.
  3. dialoogvensterKlik in het menu op
    [Aanpassen > Tint variatie...] of klik in de werkbalk op de knop   [Tintvariatie] om het dialoogvenster te openen.
  4. Verstel de schuifregelaar naar de juiste kleur.
    U kiest de kleur in de regenboog recht boven de schuif. Die kleur wordt afgebeeld in het staaltje links van de regenboog.
  5. Klik op Methode 1 / inkleuren of op Methode 2 / Tint en bekijk het resultaat.
  6. Klik op OK als u tevreden bent.

De gele bloemen zijn rood gemaakt.


 
naar de index naar de vorige pagina naar de volgende pagina