10. Lagen: basisbewerkingen

Zie de index over lagen

Een laag hernoemen

PhotoFiltre noemt nieuwe lagen achtereenvolgens laag 1, laag2, laag 3....
Als u veel lagen gebruikt is het handig om de lagen een betekenisvolle naam te geven, om ze beter te identificeren. Gebruik korte duidelijke namen. 

Alle soorten lagen kunnen hernoemd worden. Dat gaat als volgt:

  1. Selecteer de laag in de lagenbalk door te klikken op het miniatuur.
  2. Gebruik in het menu [Laag > Laag hernoemen]
    of rechtsklik op het miniatuur en kies [Laag hernoemen]
  3. Voer in het Invoervak een nieuwe naam in.
  4. Klik op [OK] en sluit het dialoogvenster

De nieuwe naam verschijnt onder het minatuur.

Een laag verplaatsen

Om een laag te verplaatsen (verschuiven) moet u de laag selecteren in de lagenbalk
en in het gereedschap palet op het laagbeheer gereeddschap laagbeheer gereedschap klikken.
Nu kunt u de laag verschuiven met behulp van de muis of het toetsenbord.

Met de muis

Plaats de muis op de laag en versleep die naar de gewenste positie.

  • Houd [Shift] ingedrukt om de laag in verticale of horizontale richting te verplaatsen.
  • Let op: Als u een tekst wilt verplaatsen moet u met de muis naar een letter wijzen (niet tussen de letters of bv. in het 'gat' van een letter (o,p). Daarbij moet de muiscursor veranderen in sleep-cursor.

Met behulp van het toetsenbord

Gebruik de pijltoetsen op het toetsenbord. De laag verschuift een pixel in de richting van de pijl voor elke druk op een pijltoets.

  • Houd de [Shift]-toets vast om de laag 8 pixels per toetsindruk te verplaatsen.
    [Caps Lock] kort indrukken werkt net als [Shift] ingedrukt houden.

De laagdekking veranderen

De dekking (in PhotoFiltre dekvermogen genoemd) bepaalt hoe doorzichtig de laag is.
Dekking is het omgekeerde van transparantie (doorzichtigheid): Hoe groter de dekking, hoe kleiner de transparantie.

  • Een laag met een dekking van 10% (de kleinste dekking) is bijna helemaal transparant (90% van de onderliggende laag is te zien en maar 10% van de bovenste laag).
  • Een laag met een dekking van 100% is helemaal ondoorzichtig. De laag eronder is niet zichtbaar, tenzij die buiten de bovenste laag uitsteekt.

U verandert de laagdekking als volgt:

  • Open het dialoogvenster laageigenschappen op een van de volgende manieren:
    • Selecteer de laag in de lagenbalk en kies uit het menu [Laag... > Opties]
      of
    • Dubbelklik in de lagenbalk op de laag
  • Stel in het dialoogvenster het dekvermogen in.

transparantie laag

In de linkerfoto is de dekking van de bovenste laag  (de zeilboot) 100%.
De laag eronder is niet te zien, behalve in de rechter rand van de foto, waar de onderste laag buiten de bovenste laag uitsteekt.
In de rechter foto is de dekking van de bovenste laag 50%.  De onderste laag is door de halfdoorlatende bovenste laag heen te zien.

Een laag dupliceren

In PhotoFiltre kunt u elke laag dupliceren, inclusief de achtergrondslaag.
Dit gaat op een van de volgende manieren:

  • Menu: [Laag > Dupliceren]
  • of (contextmenu): Rechtsklik en kies [Dupliceren]

PhotoFiltre  maakt een nieuwe laag van hetzelfde type en inhoud en plaats deze boven de huidige laag.

De laagvolgorde veranderen

De volgorde van de lagen in de lagenbalk bepaalt hoe de lagen van het beeld gestapeld zijn, dat wil zeggen welke laag (gedeeltelijk) andere lagen aan het gezicht onttrekt.

Aangezien de achtergrondlaag niet kan worden verplaatst (die is altijd onder), is deze functie alleen beschikbaar als de afbeelding minstens drie lagenbevat, de achtergrond en twee bovenliggende lagen.

U verandert de 'positie van een laag op de stapel' als volgt:

  • Klik in de lagenbalk op het minatuur van een laag om deze te selecteren.
  • Versleep het minatuur naar een andere positie.

De miniaturen worden in de nieuwe volgorde geplaatst en de afbeelding past zich daaraan aan.


laagvolgorde veranderen

  1. Selecteer de bovenste laag
  2. Sleep van positie 1 naar positie 2
  3. De volgorde van de lagen in het beeld wordt gewijzigd (rechter afbeelding)
  • U kunt de volgorde van lagen ook wijzigen via het menu: [Laag > Order]

Een laag vergrendelen

Een laag kan worden vergrendeld om te voorkomen dat de laag per ongeluk wordt gewijzigd of gewist.
Wanneer een laag is vergrendeld verschijnt in de rechter onderhoek van het miniatuur een slotje en bewerken van de laag is niet mogelijk.
Vergrendelde lagen kunnen wel in een andere volgorde worden gezet, maar niet worden verwijderd.

U kunt als volgt een laag vergrendelen:

  1. Rechtsklik in de lagenbalk op het miniatuur van de laag die u wilt vergrendelen.
  2. Klik op [Op slot].
  • U kunt alleen de geselecteerde laag vergrendelen.
    Door te rechtsklikken op een miniatuur selecteert u meteen de laag. U hoeft dus meestal de laag niet apart te selecteren.
  • U kunt alleen een laag op slot zetten, door - als de laag gesecteerd is -  het laagbeheer gereedschap laagbeheer gereedschap te selecteren. Dit gebeurt echter al als u rechtsklikt op het miniatuur van de laag.
    U hoeft dus meestal het laagbeheer gereedschap niet apart te selecteren.

U kunt een laag pas weer bewerken of bewerken als u deze heeft ontgrendeld.
Dat gaat als volgt:

  1. Rechtsklik in de lagenbalk op de laag die u wilt ongrendelen.
    (Het snelmenu verschijnt. Voor [Op slot] staat een vinkje.)
  2. Klik op [Op slot].
    De laag is hiermee ontgrendeld. Ten teken hiervan verdwijnt ht vinkje voor [Op slot] en het slotje in het miniatuur.

Een laag verbergen/tonen

U kunt een laag verbergen. Deze laag is dan niet zichtbaar in de afbeelding, totdat u deze weer zichtbaar maakt. Als een laag onzichtbaar is, staat er aan de linker onderkant van het miniatuur van de laag een oog met een rood kruis erdoor.

U kunt een laag als volgt onzichtbaar maken:

  1. Rechtsklik in de lagenbalk op het miniatuur van de laag die u onzichtbaar wilt maken.
  2. Klik op de aangevinkte [Zichtbaar] om de zichtbaarheid uit te schakelen.
    De laag is nu onzichtbaar. Daarom is het vinkje voor de keuze [Zichtbaar] verdwenen en is het miniatuur van de laag voorzien van een oog met een rood kruis erdoor.

U kunt als volgt een verborgen laag weer zichtbaar maken:

  1. Rechtsklik in de lagenbalk op het miniatuur van de  laag die u zichtbaar wilt maken.
  2. Klik op de keuze [Zichtbaar].
    De laag wordt weer zichtbaar in de afbeelding. Er staat weer een vinkje voor de keuze [Zichtbaar] en het oog met het rode kruis is verdwenen uit het miniatuur.
  • Ook de onderste laag (de achtergrond) kan onzichtbaar worden gemaakt.
    In dat geval wordt de achtegrond transparant (RGBA-modus transparant).

Alle lagen verbergen/tonen

U kunt alle lagen, met uitzondering van de achtergrond, via het menu als volgt verbergen:

  • [Laag > Verberg alle lagen]

U kunt alle lagen ook weer via het menu zichtbaar maken:

  • [Laag > Toon alle lagen]

Een laag verwijderen

U kunt de geselecteerde laag verwijderen op een van de volgende manieren:

  • Menu: [Laag > Wissen]
  • of met rechter muisknop en [Wissen]
  • of toetsenbord: [Ctrl+Del]
  • De achtergrond kan niet worden gewist, omdat elke afbeelding ten minste een achtergrond bevat
  • Het is aan te raden om een laag eerst onzichtbaar te maken, om te zien wat het effekt van het verwijderen is. Dat is minder definitief dan verwijderen.

Een afbeelding met lagen opslaan

U kunt een afbeelding met lagen het beste opslaan in het PFI-formaat (PFI=PhotoFiltre Image), het standaard van PhotoFiltre. Dit is het enige formaat waarin de lagen afzonderlijk bewaard blijven.
In alle andere formaten worden alle lagen samengevoegd tot één laag.

PhotoFiltre waarschuwt als u een afbeelding met lagen probeert op te slaan in een ander formaat dan PFI.

  • Als u een afbeelding wilt gebruiken in Internet kunt u PFI niet gebruiken, daar browsers dit formaat niet ondersteunen. Maak dan een kopie van de afbeelding in een ander formaat, zoals GIF of JPEG, maar bewaar de oorspronkelijke PFI-afbeelding om deze later gemakkelijker te kunnen wijzigen.

 
naar de indexnaar de vorige paginanaar de volgende pagina