8. Lagen: introductie

Zie de index over lagen

Wat zijn lagen?

Lagen kunnen vergeleken worden met op elkaar gestapelde vellen papier.
In principe ziet u alleen de bovenste laag. Wanneer die laag transparante gedeelten bevat, ziet u daardoorheen delen van de laag (lagen) eronder.

De onderste laag wordt de achtergrondlaag genoemd of kortweg achtergrond.
In Photofiltre bestaat een afbeelding altijd tenminste uit de achtergrond. De achtergrond is drager van eventuele andere lagen. Zolang de lagen niet zijn samengevoegd, bestaan ze onafhankelijk van elkaar. Elke laag kan afzonderlijk bewerkt, verplaatst of zelfs gewist worden.

Voorbeeld van een beeld uit 3 lagen:

1. Achtergrond (onder)

2. Afbeeldingslaag

3. Tekstlaag

(Verderop staat meer informatie over Soorten lagen.)


  • Het aantal lagen wordt alleen beperkt door de hoeveelheid geheugen in uw computer.

Het is raadzaam om het geheugengebruik van uw afbeelding af en toe te controleren via [Bestand > Eigenschappen afbeelding] en de afbeelding regelmatig op te slaan.

Let op:

  • Sla een afbeelding met verschillende lagen altijd op als pfi-bestand (het standaard formaat van Photofiltre). Alleen in dit formaat blijven alle lagen bestaan en kunnen de afzonderlijke lagen worden bewerkt.
  • Sla een kopie voor gebruik op in een ander formaat. Gebruik op Internet bijvoorbeeld het JPEG-formaat of GIF-formaat.  (Deze bestandsformaten kunnen door browsers worden gelezen.)
    De informatie van alle lagen wordt dan in één laag samengevoegd.
    (Zie ook het hoofdstuk  Een afbeelding opslaan)

Wat is het voordeel van lagen?

Twee voorbeelden:

Voorbeeld 1: Tekst op een foto

Stel u heeft een digitale foto van uw kinderen op het strand. U zet daar de tekst  'Groeten uit Scheveningen' op. Het programma waarmee u dat doet kan niet met lagen werken.

Het volgend jaar wilt u dezelfde foto gebruiken, maar nu met het opschrift 'Groeten uit Noordwijk'.
Het probleem is dat u de oude tekst 'Groeten uit Scheveningen' niet zomaar kunt weghalen. De tekst is samengevoegd met de foto en vormt daar één geheel mee. U zou de tekst met enige moeite kunnen verwijderen als de achtergrond egaal is, een blauwe lucht bijvoorbeeld, maar als de achtergrond niet egaal is wordt verwijderen van de tekst moeilijk.

Tenzij u natuurlijk een kopie van uw oude foto hebt bewaard, zonder tekst erop.

Als u Photofilte 7 gebruikt, of een ander programma dat het gebruik van lagen ondersteunt, begint u met de oorspronkelijke foto als achtergrond en zet de tekst 'Groeten uit Scheveningen' in een nieuwe laag erover heen. Het volgende jaar hoeft u alleen maar de tekst 'Groeten uit Scheveningen' te veranderen in 'Groeten uit Noordwijk'.  Klaar.

Voorbeeld 2: Slim stapelen

lagen stapelenAfbeelding 1 rechts is gemaakt met een transparante achtergrond (die is dus onzichtbaar),
daarop een laag met een rode rechthoek,
daarop een laag met een groene rechthoek,
bovenop een gele semitransparante cirkel.

De lagen kunnen heel gemakkelijk in elke willekeurige volgorde gestapeld worden. (figuur 2 en 3).
Dat zou met een programma zonder lagen niet kunnen.

Als u een fietser en een auto in verschillende lagen hebt gezet kunt u de auto voor de fietser langs laten rijden of juist achterom!

Soorten lagen

Photofilte kent vier soorten lagen:

  1. De soort afbeeldingslaag
    Kan afbeeldingen bevatten. Ook tekst, maar die wordt dan beschouwd als een plaatje.
  2. De soort tekstlaag
    Deze laag kan een tekst bevatten. Alle attributen van een tekst (inhoud, lettertype, kleur) kunnen op elk moment worden aangepast. Ook de plaats waar de tekst staat kan altijd worden gewijzigd.
  3. De soort kleurlaag
    De kleurlaag kan worden beschouwd als een soort gekleurd filter, dat de kleur van de onderliggende lagen beïnvloedt zonder de lagen aan te passen.
  4. De soort aanpassingslaag
    De aanpassingslaag werkt een beetje op dezelfde manier als de kleurlaag. Alleen bevat de aanpassingslaag  geen kleur, maar aanpassingen in de helderheid, contrast, verzadiging, tint en gamma-correctie. Hiermee past u de onderliggende lagen aan zonder de lagen zelf te veranderen.

Opmerking:

  • De kleurlaag en de aanpassingslaag zijn uniform, de eigenschappen tellen voor de hele laag.
    Dat houdt in dat een kleurlaag en aanpassingslaag geen kleur- of aanpassingsverloop kunnen bewerkstelligen. De afmetingen van een kleur- en aanpassingenlaag zijn altijd even groot als die van de achtergrond.

Werken met lagen

Photofiltre beschikt over verschillende instrumenten om met lagen te werken:

  • De [lagen-balk] links van de afbeelding toont een miniatuur van elke laag, hun volgorde en een aantal belangrijke opties.
  • Het dialoogvenster [Laag eigenschappen] wordt gebruikt om de instellingen van de actieve laag vast te leggen.
  • Het [Laagbeheer-gereedschap] in het gereedschapspalet biedt een snelle toegang tot verschillende eigenschappen.
  • Tenslotte is er het menu [Laag] met opdrachten voor het maken, beheren en samenvoegen van lagen.

De lagen-balk

Links van de afbeelding hieronder bevindt zich de lagen-balk, met minaturen van alle lagen van de afbeelding. De miniaturen zijn afgebeeld in volgorde: onderaan de achtergrond, daarboven de onderste laag, dan de laag daarboven.... Bovenaan de bovenste laag. Met een klik op een van de miniaturen selecteert u de betreffende laag. In de afbeelding hieronder is laag 2, de toplaag geselecteerd (actief).

figuur 1
De afbeelding hierboven heeft drie lagen. Links van de
afbeelding de lagenbalk met minaturen van de drie lagen.
Het miniatuur van de achtergrond staat onder.
Het miniatuur van de bovenste laag (laag 2, actief) staat boven.

De knoppen onderaan de lagen-balk op de afbeelding hieronder verschijnen als niet alle miniaturen op de balk passen.


Knop 1 en 2: verschuiven de lagen-balk op en neer.

Knop 3:  Geeft een lijst van de lagen (bij het blauwe pijltje)
              Met een klik op een laag selecteert u die.







figuur 2

  • Klik op een miniatuur in de lagen-balk om de betreffende laag te selecteren.
    Dit wordt dan de actieve laag, de laag die bewerkt kan worden. Het miniatuur van de actieve laag is omkaderd.
  • Klik met de rechter muisknop op een miniatuur om het snelmenu, met relevante opdrachten, in beeld te brengen.
  • Als het aantal lagen zo groot is dat ze niet allemaal op de lagenbalk passen (zoals in figuur 2) dan kunt u via het menu: [Beeld > Laag duimnagel > Tekst] tekst in plaats van miniaturen gebruiken.

Het dialoogvenster [Laageigenschappen]

Het dialoogvenster [Laageigenschappen] bevat alle instelbare eigenschappen van de actieve laag.
Welke eigenschappen dat zijn hangt af van de soort laag.

Zie het hoofdstuk Lagen: een nieuwe laag maken voor meer informatie over de opties.

  • Dubbelklik in de lagen-balk op de miniatuur (of naam) van een laag om het dialoogvenster [Laageigenschappen] van die laag te openen.

Het [Laagbeheer]-gereedschap

De [laagbeheer]-gereedschap biedt directe toegang tot de belangrijkste eigenschappen van de laag. U kunt eenvoudig de dekking, zichtbaarheid en het vergrendelen van een laag instellen met een enkele klik.
Wanneer dit gereedschap actief is, kunt u een laag in het beeld verplaatsen met de muis of pijltjestoetsen op het toetsenbord.

Om dit gereedschap te activeren, klikt u op de knop in het gereedschappalet.

Zie het hoofdstuk Lagen: basisbewerkingen voor meer informatie over dit gereedschap.

  • Als het [laagbeheer]-gereedschap actief is, is het snelmenu van de afbeelding gelijk aan het snelmenu van de lagen-balk.

Meer over lagen



 
naar de indexnaar de vorige paginanaar de volgende pagina